Is het wel verstandig om ten tijde van halloween op een vrijdagavond naar Capelle a.d.IJssel te gaan om daar een wedstrijd te spelen? Ondanks dat vertrokken twee auto's, volgeladen met schakers, daar heen vanuit Hellevoetse sferen. De vorige wedstrijd was immers dik gewonnen en de tegenstanders leken niet onmogelijk te zijn om te bespelen.
Daar ruim op tijd aangekomen bleek het door hen geboden comfort eigenlijk niet helemaal op het niveau te liggen van wat het team gewend was. M.a.w., de zithoogte van de - eigenlijk enigszins wankele - vouwstoelen kwam niet geweldig overeen met de hoogte van de tafels. Sommigen klaagden al over rugpijn omdat men te lang in een ongemakkelijke houding moest zitten terwijl ook de ruimte rond de tafels niet al te groot was zodat blikken werpen op andere borden een enigszins speciale training vereiste. Of dit te wijten is aan de gastheren of aan hun verhuurders is niet bekend, feit is wel, dat zij er aan gewend zijn en de bezoekers er toch wel enige hinder van ondervonden. Maar zou dat hun concentratie ook beïnvloeden?
Dit bleek al snel aan de laagste beide borden, waar zowel Kees Breen (bord 8) als Thomas Ammerlaan (bord 7) niet het gehoopte op het bord wisten te brengen. Dus al heel snel stond er een 2-0 achterstand op het scorebord.
Helaas volgde daar een nederlaag van Michiel Landman aan bord 1 op. Michiel meende een pionnetje te kunnen souperen maar werd snel hierna met z'n neus op de voor hem nadelige feiten gedrukt. Dus kon nog een punt aan het Capeller totaal worden toegevoegd.
In die periode had ook Bonne Faber aan bord 3 de nodige problemen gekregen, hoewel zijn tegenstander wat minder goed uit de opening was gekomen. Bonne wist daar niet van te profiteren. Daarom leek ook hij op zeker moment een nederlaag te moeten gaan accepteren. Maar de zwartspeler wist ook niet van zijn voordeel gebruik te maken en opnieuw ging het betere van het spel naar wit. Of het toen echt aan de hiervoor geschetste concentratiemoeilijkheden zou liggen valt nooit goed vast te stellen, daarvoor moet je waarschijnlijk psychologie hebben gestudeerd. Bonne zag pionwinst, die ook werd bereikt, met een pionzetje i.p.v. het slaan van genoemde pion met een loper zou een veel betere stelling bereikt worden. Dan was toch ook pionwinst bereikt. De partij eindigde met voor beiden de torens verdubbeld (op de zevende rij voor wit en de eerste rij voor zwart) eindigde de partij met een remiseaanbod door Bonne en acceptatie (na overleg met z'n teamleider) door zwart. De eer was gered!?
Maar er zouden toch meer punten komen voor het Pionierteam want Leo Stelloo wist een stuk te winnen aan bord 5 en daarna de partij technisch en zonder de gebruikelijke tijdnoodproblemen prima uit te maken. Dus werd de tussenstand 3½-1½.
Theoretisch was er dus nog wedstrijdwinst mogelijk, de laatste drie borden zagen er echter qua stelling niet echt florissant uit voor de Pioniers. De eerste, die aan de druk bezweek was Wim Noordermeer aan bord 4 waar hij te weinig wist te bereiken met zijn geliefde opstelling. Natuurlijk probeerde hij nog wel er iets van te maken, verlies was tenslotte toch zijn deel.
Ook teamleider Sheila de Jonge wist geen potten te breken, aan bord 2. Ze kreeg daar al snel een hele pionnenphalanx op de lange zwarte diagonaal tegen, die in potentie winst voor zijn eigenaar zou kunnen betekenen. Sheila probeerde nog wel iets op de damevleugel te bereiken, waar de witte koning niet echt veilig stond. Ze had daar echter niet meer het materiaal voor en nadat er het nodige was afgeruild en daarmee de nauwelijks aanwezige angel uit haar spel was getrokken, gaf ze op. 5½-1½ dus.
Nu was alleen nog Jacques Kokshoorn bezig aan bord 5. Jacques had een mooie positie bereikt en had mogelijkheden een punt aan het Pioniertotaal toe te voegen. Dan moet je echter geen stuk weg gaan geven, wat Jacques helaas wel deed en dit betekende even later verlies van de partij, waarmee het volgende wedstrijdformulier kon worden geschreven:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten