Alweer de tweede wedstrijd voor het viertal, ditmaal tegen Onésimus uit Rotterdam. Gelukkig speelde De Pionier V2 thuis zodat de reistijd beperkt bleef. Omdat het resultaat de vorige keer tegenviel, was de teamleider genoodzaakt een wissel toe te passen. En dat pakte goed uit.
Jan van Dam kon gelukkig invallen. Hij werd meteen aan bord 1 gezet. Niet zozeer de beslissing van de teamleider, maar Sheila had de namen van het viertal al ingevuld op de computer. En ja, je wilt haar niet meteen corrigeren natuurlijk. Ze had al wat moeite met de computer en de beamer. Dus we speelden met Jan aan bord 1, Jaap Santifort aan bord 2, Willem-Jan Tanis aan bord 3 en onze topscorer Wilko Breen aan bord 4.
Net zoals de eerste keer speelde iedereen tegen een sterkere tegenstander. Wat moet je dan doen? Rustig afwachten totdat je langzaam gewurgd wordt of zelf aanvallen? Jaap koos voor optie twee en speelde met wit zijn pionnen naar f4 en g4 (zie diagram) om de vijandelijke stelling onder vuur te nemen. Helaas is het nadeel van zo’n opmars dat er veel ruimte achter de linies ontstaat. Hier maakte tegenstander Murdoch Mac Lean dankbaar gebruik van. Met een dame-loperbatterij dreigde hij verschrikkelijke dingen. Jaap kon niet
anders dan zijn vooruitgeschoven stukken terughalen om te verdedigen. Dat was een 180-graden draai waarbij alles niet lekker uitkwam. Murdoch voerde met extra torens en loper de druk verder op. Het kostte Jaap na een grote afruil uiteindelijk een vol stuk. Het eindspel was verloren, maar er werd nog even doorgespeeld. Jaap won het stuk nog terug, maar de stelling was daarna kansloos. Een ferme handdruk volgde ten teken van overgave.
Ook Willem-Jan moest zijn tegenstander feliciteren. Hij speelde met zwart en kreeg het Sämisch als opening tegen zich. Ondanks de gezonde zetten die Willem-Jan speelde, kwam hij steeds meer gedrukt te staan. Ook hier volgde een grote ruil met een negatief saldo voor Willem-Jan. Dus 0–2 op het scorebord.
Ondertussen had invaller Jan aan bord 1 een mooie drukstelling opgebouwd met de zwarte stukken. Het kwam allemaal voort uit een Siciliaanse opening. Wit kreeg geïsoleerde pionnen en moest deze verdedigen met zijn zware stukken. Dat was makkelijk spelen voor Jan natuurlijk. Maar hij kwam er niet echt door en de vrede werd getekend. Een halfje voor het viertal.
Als laatste was Wilko nog bezig. Hij speelde, evenals de vorige keer, heel secuur en kwam uiteindelijk in een dame-eindspel terecht met beiden een handvol pionnen. Eén pion minder voor Wilko, maar er was ruimte voor remise, zou je denken. Maar de koning van de tegenpartij stond heel veilig opgeborgen achter zijn pionnen. De koning van Wilko koos voor het open veld en was daarmee kwetsbaar geworden. De tegenstander haalde met wat aftrekschaakjes een extra pion op. Toen dameruil onvermijdelijk werd, was het ook in één keer over. Met een koning is het slecht verdedigen tegen pionnen op beide vleugels.
3,5–0,5 verlies derhalve! Is daar nog wat positiefs uit te halen? “Jazeker! Het was niet slechter dan de vorige keer.” “Het resultaat is stabiel — hierop kunnen we verder bouwen.”
Moet er ingegrepen worden met andere spelers? Nee, want het idee is om als vier vrienden een leuke avond te hebben. Kan er gesleuteld worden aan de opstelling door bijvoorbeeld op oplopende sterkte te spelen? Wellicht, maar vaak is de vierde speler van de tegenstander nog sterker dan de eerste speler van De Pionier. Laten we de komende feestdagen maar gebruiken voor zelfreflectie.



Geen opmerkingen:
Een reactie posten