De belangrijkste partij daarbij, althans, gezien hun plek op de ranglijst, was die tussen Thomas Ammerlaan en Martijn van Dam. Volgens de kenners opende Thomas daarbij bijzonder onconventioneel. Hoe gat hier niet verteld worden, misschien wil Thomas dit nogmaals proberen!? Martijn toonde zich niet onder de indruk en speelde zijn zetten alsof alles volgens de regels ging. Beiden kregen een stelling, waarbij het nodige zou kunnen gebeuren en dan vooral in het voordeel van Martijn. Niet zozeer wegens die typische opening, meer dankzij het vervolg. Want op zeker moment kreeg Thomas problemen langs de derde rij, waar twee pionnen ongedekt stonden. Daar kon Martijn gebruik van maken door een toren naar c3 te spelen. Dat betekende pionverlies voor Thomas en dat kwam hij niet meer te boven. Martijn speelde het prima verder en het leek er op, dat Thomas geen trek meer had om e.e.a. verder te verdedigen, dus gaf hij op. De verdere top was in Rotterdam om te proberen voor het eerst sinds het bestaan de derde ronde van de RSB-beker te bereiken. Hier nog geen tipje van die sluier opgelicht, daarvoor komt het verslag van Jaap na de kijk op de interne partijen. Daarbij kregen we nu twee Jannen tegen elkaar en wel Jan van Huizen tegen Jan van Baardwijk. Laatstgenoemde probeerde een aanval op te zetten langs de a-lijn, zijn tegenstander echter wist dat in de kiem te smoren, hoewel hij er wel steeds rekening mee diende te houden. Maar Van Baardwijk ging met een paard op jacht op de koningsvleugel en toen die jacht leek te mislukken trok hij dat paard terug ter verdediging van de damevleugel. Er werden wat zaken afgeruild en Van Huizen kreeg meer grip op de stelling. Die grip werd zo fors, dat een en ander onoverkomelijk werd en de partij werd opgegeven door Jan van Baardwijk. Reinier van der Wende had weer eens een vrije avond weten te regelen en kwam dus schaken. Daar kreeg hij Albert Bijzitter als opponent en dat werd een mooi gebeuren voor hem. Want Albert miste enkele keren de betere zet, zelfs overzag hij damewinst! En in het pionneneindspel wist hij ook niet de winnende zet te vinden, zodat Reinier tot zijn eigen verbazing het punt tenslotte kon opeisen. Bonne Faber had de pech - of was het toch een beetje een geluk - dat tegenstander Tim van Huizen de volgende dag een voor hem heel belangrijke zaak had te regelen en daarom overging op het jeugdtempo, waar hij gezien zijn leeftijd altijd recht op heeft. Bonne ging wat driest te keer en verloor daardoor een pion. Even later raakte Bonne de zwartveldige loper kwijt (tegen een paard) en ruilde Tim zijn witveldige loper ook af tegen een paard. Nu speelden ze dus met lopers van verschillende kleur. Tim wist echter nog een pion buit te maken en zo leek Bonne richting partijverlies te gaan. Maar hij kon wel de belangrijke velden onder controle houden, waardoor Tim geen goede mogelijkheid zag om op winst te gaan spelen en daarom remise aanbood. Bonne was daar heel verbaasd over en accepteerde het aanbod dan ook onmiddellijk. Het is zeker bekend, dat een partij met ongelijke lopers en één pion minder goed remise moet zijn te houden, maar met twee pionnen minder wordt het moeilijker. Tim zag dus niet zo snel hoe zoiets in winst omgezet kan worden en leek daar ook niet de fut meer voor te hebben. Leo Stelloo kreeg - naar eigen zeggen - weer een sterke tegenstander in de persoon van Maurits Leentvaar. Beide spelers zou eens verteld moeten worden dat hun koning middels het rochaderecht een veiliger plekje op het bord kan vinden. Beider koning maakte daar geen gebruik van, hoewel die van Maurits gedwongen werd door het inslaan met een loper op f7 om die veilige oorden op te zoeken. Zo kwam er een stelling met de koning van Leo nog in het centrum en die van Maurits naast zijn toren van de koningsvleugel om dan die toren geen ruimte meer te geven. Toch wist Maurits een mooie aanval op te zetten met een loper, die een paard van Leo verhinderde te spelen op straffe van kwaliteitsverlies. Daardoor verliet de koningstoren van Leo de achterste lijn, wat even later problemen voor hem opleverde. Want Leo sloeg met een paard een opgerukte pion van Maurits en dat paard kwam daardoor gepend te staan. Nu kon Maurits met een toren mat geven op het veld, dat dat paard zojuist had verlaten. Daarvoor kreeg hij nog een bescheiden applausje wegens het fraaie van het mat. Zo fraai verging het Wilco Baartmans niet tegen Frits Wilschut. Op een gegeven moment wilde Wilco lang rocheren, maar mocht dat niet omdat zijn koning een veld moest passeren dat aangevallen was door materiaal van Frits. Wilco deed nu een andere zet, echter niet met zijn koning, wat wel verplicht was omdat Wilco zijn rochadezet al voltooid had. Maar Frits deed daar niet moeilijk over en zodoende kon Wilco zijn aanval toch doorzetten. Die aanval werd al snel bekroond met winst van de partij voor hem. Julian Krabbendam kreeg een niet goed oplettende Kees Breen tegenover zich, wat hem beetje bij beetje steeds meer materiaalwinst opleverde. Toen dat opliep tot nog maar enkele pionnen voor Kees en nog een aantal stukken voor Julian zag ook Kees het ondoenlijke van de partij in en gaf op. Als laatste dan de partij tussen Ivan Jansen en Wim Noordermeer. Dat werd één van de langste partijen van de avond en eindigde als een toreneindspel, waarbij Ivan eerst een pion meer had maar er dan zelfs twee verspeelde en de partij verloor omdat zijn koning te ver verwijderd was van het belangrijkste gebeuren op het bord.
Door dit alles is er weer een nieuwe tussenstand.
Dan gaan we nu, aan de hand van Jaap Santifort, kijken wat het bekerteam wist te bewerkstelligen:
Op het programma stond een tweede ronde bekerduel tegen Onésimus. Vanuit De Pionier togen vier spelers naar Rotterdam-centrum. Parkeren is tegenwoordig een verdienmodel voor de gemeente. Gelukkig had teamleider Jan van Dam nog een parkeergarage gevonden, die een schappelijk tarief hanteerde. Na een korte wandeling kwamen we bij de speellocatie aan. Daar bleek het nog kouder te zijn dan buiten. Zo te zien worden de inkomsten van het parkeren niet vertaald naar stadsverwarming… Gelukkig bracht warme koffie en thee enige verlichting!
Dan de wedstrijd. De opstelling was door teamleider Jan tactisch bepaald. Want bij eventuele gelijke stand worden de resultaten aan de eerste drie borden bepalend voor de einduitslag. Een theoretische mogelijkheid natuurlijk, omdat er ook nog wordt gesnelschaakt. Maar goed, de opstelling was 1 Jan, 2 Ernst-Jan, 3 Thijs, 4 Jaap. Onderweg werd besloten, dat Thijs en Ernst-Jan beiden zouden winnen en dat zouden herhalen bij het snelschaken. Dan waren we door! Ja, zo makkelijk gaan die gesprekken in de auto. De praktijk is vaak weerbarstiger.
Hoewel Onésimus veel sterke spelers heeft, viel de tegenstand op papier mee. Dat was de eerste meevaller. Het verslag wordt weer gedaan in volgorde van de uitslagen. Ernst-Jan Pluim Mentz speelde tegen Murdoch Mac Lean (1815) en kwam door goed spel 2 pionnen voor te staan. Daarna ruilde hij af naar een gewonnen eindspel. 1-0 voor De Pionier. Aan bord 3 kwam Thijs van Dam tegen Anton Moolenaar (1816) niet lekker in zijn spel. Hij probeerde al snel uit de gebaande paden van de theorie te geraken. Maar ja, dan is de keerzijde, dat er minder goede zetten gedaan moeten worden. En zo geschiedde. Thijs werd naar achteren gedrukt en moest materiaal inleveren. Veel materiaal en hij kwam verloren te staan. Het verschil was twee torens tegen één paard, plus allebei nog wat ander materiaal. Enig pluspuntje was het tijdsvoordeel, dat Thijs had. Een half uur tegen een paar minuten voor de tegenstander. En Thijs zag dat de tegenstander trillend zijn zetten deed. Voldoende argumenten om nog wat snelschaak te spelen, waarbij Thijs nog redelijk terug kwam. Maar helaas was het onvoldoende en Thijs gaf op. 1-1 was de nieuwe tussenstand. Aan bord 4 was Jaap met zwart bezig tegen Wijnand Rijnders (1789). De partij bestond uit een koningsaanval van Rijnders, met wat tegenacties van Jaap in het centrum. En wonder boven wonder overleefde Jaap de stormloop en kwam redelijk ongeschonden uit het middenspel. Wat restte was een eindspel met elk vijf pionnen en een toren. Helaas stond de koning van Jaap aan de rand en afgesloten door de vijandelijke toren. Met dat voordeel wist de opponent wel raad. Zijn koning marcheerde naar het centrum en verzilverde zijn vrijpion. Na wat gespartel moest Jaap de vlag strijken. 1-2 stond er op het scorebord. Alle ogen waren, traditiegetrouw, gericht op Jan. Zou hij in tijdnood voor beide spelers nog een punt kunnen binnenhalen? Zijn tegenstander, Bauke Hoogland (1933), was op papier de favoriet. Maar hij bereikte geen voordeel dankzij goed tegenspel van Jan. Sterker nog, Jan had een randpion die ongehinderd naar de overkant kon lopen. Enig nadeel was het promotieveld. Dat was precies in de kleur van de vijandige loper. Door een slim trucje zette Jan de loper op non-actief en promoveerde naar een mooie dame! Daarmee was de partij beslist. 2-2 was de eindstand. Pfff dat hadden we niet meer verwacht.
De wedstrijdleider gaf ons de keuze tussen loting en snelschaken. Uiteraard kozen we voor het laatste. Dit zou de nekslag worden voor de tegenpartij, dachten we overmoedig. Verwacht hier geen uitgebreid verslag. Aan bord 1 verloor Jan. Aan bord 2 deed Ernst-Jan een onreglementaire zet en verloor ook. Thijs aan bord 3 pakte de winst en tenslotte pakte Jaap als laatste ook een punt. Weer 2-2, wat een thriller! Iedereen stond te trillen maar het meest de tegenstanders want ze hadden verloren op basis van de uitslag bij de eerste 3 borden tijdens de normale partij. Precies zoals visionair Jan al had voorspeld! Nog een sleutelfeitje; iedereen heeft die avond een keertje verloren en een keertje gewonnen, ook de tegenstander natuurlijk. Biertje voor de schrik en snel naar huis toe. Het was al na twaalven en we hadden nog een hele reis voor de boeg.
Ook hier een wedstrijdformulier:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten