De nieuwe bekercompetitie en voor beide clubs was de eerste ronde ook meestal de laatste geweest. Het was HHP nog nooit gelukt verder te komen en dat was De Pionier twee keer gelukt, waarvan één keer middels loting. Nu echter, dankzij de scheiding van KNSB en RSB en een verhuizing naar Hellevoetsluis, was men plotseling grote favoriet geworden!
Als je dan beider opstelling bekeek dan leek een 0-4 overwinning goed tot de mogelijkheden te horen. Maar een bekerstrijd kan zeker nog wel eens tot verrassende uitslagen leiden dus moet je je niet vooraf al rijk rekenen.
De loting bracht de verrassing dat het geen verrassing was: net als in de normale RSB-competitie speelden de oneven bezoekersborden met wit en de even borden met zwart.
Aan bord 1 kon De Pionier nu Ricardo Klepke opstellen, met liefst ruim 450 Elo-punten meer dan zijn tegenstander. Zou het zwart lukken de partij vol te houden tot na tienen? Hij bleek er wel voor te willen gaan, voor z'n eerste tiental zetten gebruikte hij al veel meer tijd dan Ricardo. Zou hij er dan op spelen om uiteindelijk door z'n vlag te gaan om zodoende later te kunnen zeggen dat hij nog wel kansen had gehad? In de stelling kreeg Ricardo het ruimtevoordeel, wat ook wel enigszins bij de gespeelde opening hoort. En hij ging ook veel tijd gebruiken en haalde de tegenstander daarbij zelfs weer in. De stelling beloofd hem ook enige kansen, verduidelijkt door de (gedekte) vrijpion op d6 die in principe veelbelovend is. Die pion wordt echter niet gesteund door broertjes of zusjes op de rijen ernaast dus is het ook een beetje een zorgenkindje. Langzamerhand nadert het eindspel en komt zwart toch wat moeilijker te staan. Dat probeert hij op te lossen door het offer van een paard tegen pion f2, dit lijkt een soort kamikaze-actie. Maar Ricardo moet wel uiterst voorzichtig spelen ook al neemt hij het offer wel aan. De actie heeft wel tot gevolg dat die vervelende pion op d6 kan worden geslagen. Maar een gevolg is ook, dat Ricardo zijn paard, dat al bijna de hele partij als één van zijn dressuursoortgenoten rondjes had gedraaid op c3, met tempowinst naar het slagveld kon brengen. Dit paard kon via e4 nu f6 (met schaak) bereiken en daar het mat aankondigen. Eén zet voor het mat werd opgegeven.
De tweede partij met een groot ratingverschil (hier iets minder dan 450 Elo-punten) werd gespeeld door Ernstjan Pluim Mentz aan bord 2. Hij speelt het spelletje zoals hij het graag lijkt te hebben, zonder rochade voor beiden. Nadat zijn tegenstander dameruil aanbiedt, een ruil, die nauwelijks uit de weg lijkt te kunnen worden gegaan, komt een remisestelling steeds dichter in de buurt. Dat is uiteraard niet het door Ernstjan nagestreefde idee en met een stelling van voor beiden, naast vijf pionnen, nog een toren en een loper van dezelfde kleur, probeert hij zijn geliefde eindspelletje te gaan spelen. Hij krijgt inderdaad zijn toren achter de vijandelijke pionnen maar deze toren stoot daar op graniet, er is geen doorkomen aan. Zo gaat Ernstjan tenslotte, waarschijnlijk met enige tegenzin, akkoord met remise en een (inwendig waarschijnlijk) supertrotse tegenstander zit nog een poosje naar de slotstelling te kijken.
Met een opening, waarmee Engelse meesters in de jaren '80 en '90 probeerden hun tegenstander zand in de ogen te strooien, kwam de tegenstander van Jan van Huizen aan bord 3 op de proppen. Maar het ging er steeds meer op lijken dat hij daarbij zichzelf in de voet had geschoten, zijn materiaal kwam totaal niet in goede posities en Jan wist vrij snel 2 pionnen te winnen. Ook in het vervolg kwam zwart nauwelijks aan iets gevaarlijks toe. Jan breekt nu sterk door op de damevleugel en weet daar, met zijn ruim 200 Elo-punten meer, groot voordeel te bereiken. Dat ziet zijn tegenstander ook en na lang nadenken geeft hij, als eerste van de avond, z'n partij op.
Aan bord 4 wordt teamleider Jan van Dam geconfronteerd met de door hem zelf vaak gespeelde openingszet. Betekent dat ook, dat je dan redelijk wat weet van het spelletje, dat je dan als zwart moet spelen? Daar bleek hier niet zo veel van, beiden hadden de nodige moeite om voordeel te vinden. Aan dit bord was er overigens sprake van een verschil van 250 Elo-punten. Maar Jan komt een beetje in de zorgen, hij heeft problemen met zijn dame en de beide paarden van zijn tegenstander. Net als in de beide andere partijen (bord 3 is inmiddels afgelopen) komt het eindspel steeds dichter bij en in deze fase verliest Jan een pion. Desondanks lijkt remise hier ook niet al te ver weg, vooral omdat één van de belangrijke kenmerken in deze partij lopers van ongelijke kleur betreft. Met nog een leuke tussenzet wordt Jan op de proef gesteld om niet meer materiaal kwijt te raken maar Jan weet de goede voortzetting te vinden. Ondanks de pion achterstand weet Jan de stelling onder controle te houden door die ongelijke lopers. Er wordt nog wat heen en weer geschoven, beiden weten echter de remisestelling op het bord te houden en hiermee wordt dan de 1-3 eindstand bereikt, zoals te zien is op het onderstaande wedstrijdformulier.
Het Houten Paard | 1622 | - | De Pionier | 1962 | 1-3 | |
1 | Ruud Bosch | 1767 | - | Ricardo Klepke | 2225 | 0-1 |
2 | Joop Knipscheer | 1691 | - | Ernstjan Pluim Mentz | 2125 | ½-½ |
3 | Arie Langendoen | 1530 | - | Jan van Huizen | 1746 | 0-1 |
4 | Marco Beije | 1501 | - | Jan van Dam | 1754 | ½-½ |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten