Voor de interne beker staan er nog drie lotingen open en die kunnen nog tot en met 26 januari worden uitgespeeld. Een reglement voor het spelen van de partijen is, dat de speler van beiden op de laagste plek van de actuele ranglijst wit heeft in de eerste partij. Er zou worden gespeeld tussen Martijn van Dam en Fred van Wieringen en Martijn had zich blijkbaar onder Fred laten zakken om maar wit in de eerste partij te hebben en zodoende bij een eventueel snelschaken ook de witte stukken aan te mogen voeren in de oneven partij(en). Raar maar waar, hij slaagde in zijn opzet, hoewel het in enkele partijen wel langs de rand van de wijd open afgrond ging! De eerste (voor hem dus wit)partij wist hij het Fred dermate moeilijk te maken dat deze er geen gat meer in zag en opgaf. Nu had Martijn dus voldoende aan remise, maar Fred had wel wit! Dat bleek inderdaad de trend van deze partijen, Fred wist nu de overhand te krijgen en te houden, hoewel Martijn aan het slot nog wel slecht 12 sec. van de volgende ronde af bleek te zijn. Maar op zo'n moment kunnen 12 sec. wel een eeuwigheid duren! Nu dus, met de nodige plichtplegingen, naar het snelschaken met opnieuw Martijn achter het witte materiaal. En, je kunt het nauwelijks bedenken, maar weer wist Martijn (met wit!) te winnen en was hij opnieuw slechts een fractie van de volgende ronde verwijderd. Fred liet zijn knokkels nog eens kraken, wat, naast zijn hersens, geen groot probleem zoor hem was en begon vervolgens met wit. Je houd het nauwelijks voor mogelijk maar ook nu was de winst voor de witpartij! Na nog even de mogelijkheid voor het armageddon overwogen te hebben, wat twee schuddende hoofden tot gevolg had, werd de laatste (?) snelschaakpartij gestart, met wit voor Martijn. Ondanks de lage opkomst was er toch veel belangstelling voor, ieder ander was immers al klaar met de partij. De gekende taferelen van het snelschaken speelden zich weer af en er bleek geen peil op te trekken wie er door zou mogen gaan. Maar toch vliegen, voor de spelers althans, de seconden er af op de klok en aan beide kanten kwam "het nulpunt" duidelijk in zicht. Qua stelling was er, voor de toeschouwers althans, wel een verschil te zien, in het voordeel van Fred. Maar dat is van geen tel bij het snelschaken, daar telt - vooral aan het slot - de snelheid van de hand om een zet te doen en de klok in te drukken. En dat bleek nou juist in het nadeel van Fred te zijn. Want met nog slechts 2 (lees: twee) resterende seconden op zijn klok mocht Martijn zich verheugen in het bereiken van de derde ronde!
Natuurlijk gaat de grootste belangstelling in de huishoudelijke competitie naar wie zich mag meten met de koploper. Dat werd nu de partij tussen Jan van Huizen en Alex van Wieringen. Daar viel weer veel in te genieten, tenslotte eigenlijk nog het meeste voor Jan. Want hij bleek tenslotte degene, die aan het langste eind mocht trekken, hoewel er voor Alex ook best wel een aantal kansen aanwezig zijn geweest. Jan dus nu nog steviger aan kop.
Jan van Dam leek het wat makkelijker te krijgen tegen Michiel Landman maar dat bleek niet helemaal waar te zijn. Ook hier werd enig materiaal onnodig verspeeld door één van beiden maar Michiel kreeg toch wel goede kansen. Jan is echter een speler, die zelf duidelijk moet zien dat hij verloren staat voor hij opgeeft en daar was nu (nog) geen sprake van. Voor Michiel kwam dat moment echter wel en hij vond het dus tijd worden om op te geven.
Weer als eerste klaar en weer met zwart. Al veel te snel bleek het niet meer mogelijk voor Rik Verheij om garen te spinnen uit zijn partij tegen Thomas Ammerlaan en - tot veler verrassing - moest Rik al na nauwelijks twintig zetten opgeven.
Voor Bonne Faber kwam Leo Stelloo als tegenstander uit de hoge hoed van de computer. Hierbij kwam Bonne in het begin duidelijk beter te staan, hij wist echter niet het beste hier uit te halen. Er werd daardoor het nodige materiaal afgeruild, waardoor Leo weer terug wist te komen. Maar ook hij vond niet de beste zetten, waar hij een heel vervelende ruil van zijn paarden tegen pion en toren had kunnen doen. Hij keek meer naar een mogelijk schaakje, waardoor Bonne het aanwezige gevaar kon indammen. Bonne bleef dreigend bezig op de koningsvleugel en Leo wist dat gevaar een beetje af te weren en bood daarom remise terwijl hij twee op dat moment ongedekte pionnen aanviel. Bonne vond echter dat hij beter stond en weigerde. In de verwikkelingen, die nu ontstonden, blunderde Leo een toren weg. Maar dat bleek nauwelijks een ramp voor hem (wel op dat moment natuurlijk) want even later deed Bonne hetzelfde en bood meteen zelf remise. Daar hoefde Leo nauwelijks over te denken, hoewel hij nu eigenlijk gewonnen kwam te staan maar heel slecht in z'n tijd zat. Hij accepteerde dus.
Er waren deze avond drie partijen, die al eerder waren gespeeld en met zes ronden er tussen mochten ze, met verwisselde kleuren, opnieuw worden gespeeld. Bonne tegen Leo was één hiervan, Jacques Kokshoorn tegen Wilco Baartmans een tweede. Helaas maar weinig van gezien maar Jacques toonde zich opnieuw de sterkste.
De derde van deze drie werd het gevecht tussen Wim Noordermeer en Frits Wilschut. Hier werd ook het nodige materiaal afgeruild en Frits kreeg een mooie opgerukte pion op de b-lijn. Maar het lukte hem om een stuk kwijt te raken, dat hij slecht met die pion kon terugslaan. Zodoende ging die pion even later verloren en wist Wim het nu ontstane eindspel (koning tegen pionnen met eentje minder voor Frits) te winnen.
Hierdoor is er weer een nieuwe tussenstand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten