De tweede wedstrijd voor dit Pionierteam was er, in elk geval qua rating, eentje van de reus tegen Klein Duimpje. Maar dan wel, gezien hun ledenaantal, een reus op lemen voeten. Opnieuw een test voor de jeugdige Pionieraanwas en weer brachten ze het er relatief goed af.
Het is hier al vaker naar voren gebracht, als je zelf met een intensieve partij bezig bent, dan mis je de gelegenheid om de nodige aandacht aan de andere borden te besteden. Dus ook niet zo veel gezien van een aantal partijen, daarbij te beginnen bij bord 6, waar Lucas Braam speelde. Intern had hij al de nodige aandacht op zich gevestigd en dus waren de verwachtingen wel hoog gespannen voor zijn resultaat. Tè hoog naar later bleek want Lucas was als eerste klaar, met een nul achter zijn naam. Niet zo veel later volgde dan Quint Considine aan bord 8, waar hij zijn tegenstander goed in de gaten hield. Hij mag dan ook terugzien op een mooie remise. Nog beter deed Tycho Kant het aan bord 7. Eigenlijk een beetje tegengesteld aan Lucas had Tycho een reputatie opgebouwd waarbij enkele vragen over zijn sterkte waren gerezen. Ook had hij zijn vorige RSB-partij verloren. Maar nu wilde hij die reputatie blijkbaar een flinke boost geven en die boost bestond hierbij uit het winnen van zijn partij, met dus een tussenstand, bereikt door de jeugd, van 1½-1½. Nu echter was het de beurt aan de beide topborden, waar Alex van Wieringen (aan bord 1) en Martijn van Dam (aan bord 2) de èchte reuzen van HZP Schiedam 1 tegenover zich hadden gekregen. Ze deden wat ze konden en hebben hier en daar ook wel kansjes gehad maar de overmacht was toch te veel, met als gevolg verlies voor beiden en een 3½-1½ tussenstand en een dreigend zwerk.
Maar er kwam een lichtpuntje, aan bord 5, war invaller Bonne Faber moest proberen Fred van Wieringen, op familiebezoek in Ierland, te doen vergeten. Dat leek aardig te gaan lukken, hij leek zijn tegenstander in de opening te verrassen, hoewel die dat toch redelijk onder controle bleef houden. Het spel bleef redelijk in evenwicht, hoewel wit wel steeds het (iets) betere van het spel hield. Er ontstond een ingewikkelde stelling, waarbij wit toeliet, dat zijn paard van f3 geslagen werd en hij met de g-pion terug moest slaan, dus een iets opener koningsstelling. Maar dat compenseerde hij meer dan voldoende op de andere vleugel, waar hij een kwaliteit buit wist te maken. Dat gebeurde echter te snel, hij had eerst nog een pionnetje mee moeten pakken. De stelling werd nu eigenlijk te ingewikkeld, er had nu een kwaliteit moeten worden gegeven, waarop dameverlies zou zijn gevolgd. Maar wit wilde de huizenhoge winst, die - achteraf - een beetje voor het opscheppen lag, te snel binnenhalen en hij gaf zwart daardoor de gelegenheid een eeuwig schaak-positie met zijn dame in te nemen. Dat zou ook gebeurd zijn als hij op een gegeven moment op e1 i.p.v. op h3 schaak had gegeven. Nu, na ...;Dh3+ kon de f-pion er tussen worden gespeeld, waarmee de schaakjes op waren en wit het dreigende mat in twee had kunnen uitvoeren. Maar zwart gaf meteen op, tot en met berispt door zijn toekijkende clubgenoten. Maar het was nu wel 3½-2½ en als de beide laatste partijen door de Pioniers zouden worden gewonnen....... Maar dat was eigenlijk geloven in sprookjes!
Dat werd dan meteen bewaarheid aan bord 4, waar Peter Derrez de tweede speler qua hoogste rating tegen zich trof. Maar Peter stroopte, geestelijk gezien, z'n mouwen eens extra op en maakte er van zijn kant een mooie partij van. Zijn tegenstander had daar na afloop alle lof voor en was verbaasd dat Peter op een gegeven moment geen stukken had geruild, wat - in dat geval - een pion had gekost maar ook even later weer een pion had opgeleverd. Nu moest Peter alle zeilen bijzetten om zijn koning in veilige haven te houden. Maar dat kon helaas niet "eeuwig" blijven duren, zodat de vijandelijke dame binnen kon gaan vallen en daar een punt - en meteen beide wedstrijdpunten - kon binnenhalen.
Dan tenslotte - last but not least - bord 3, waar Maurits Leentvaar een tijdens de ledenvergadering gedane belofte gestand heeft gedaan en daarom hier nu graag het woord aan Maurits:
Afgelopen
maandag speelde ik tegen een Caro-Kann en na de opening hadden we een
leuke en dynamische stelling. De logische breek met c5 was
tegengehouden door een paard op b3 en een loper op e3. Zwart
probeerde het daarom met 8. h6 en 9. g5 over de koningsvleugel. Wat
doe je dan? Blaas je het bord op met 10. h4, ga je voor 10.h3 en
11.g4 of durf je principieel te rokeren? Ik koos voor het plan met
10. h4 waarna 10. … - g5 11. Ph2 – h4 12.f3 – xf3 De volgende
keuze rees, hoe pak je terug?
Er
zijn twee serieuze opties. (1) 13. Lxf3 geeft veel druk op h5 waarna
met 14.g4
een vrijpion gemaakt kan worden. (2) Pxf3 geeft het veld g5 voor het
paard. Ik koos voor optie 1 met als gedachte “blijf de druk er op
houden!”. Niet de beste beslissing, bleek later. Na wat duw en
trekwerk, waarbij wit op het eerste gezicht beter stond bleek zwart
echt het beste van het spel te hebben.
Het
plan voor wit is duidelijk, ruil stukken af en promoveer je pion. Het
plan voor zwart is wat lastiger te vinden, wat doe je met f7, wanneer
speel je f6 of f5? Ondanks dat de computer fan is van zwart lijkt de
stelling makkelijker te spelen voor wit. Dat mocht ook wel aangezien
zwart een half uur extra bedenktijd over had! In
tijdnood van beide spelers werden er een aantal stukken geruild en
eindigde de partij in remise. Voor de einduitslag maakte het niet
meer uit. Ik had het gevoel dat ik goed weg kwam met een remise. Toch
bleek er een winnend plan in de stelling te zitten.
Het
winnende idee is 49. Pa7+ Kd6 50.Tb6 (accurater is Pc8+ maar dit
werkt ook en is duidelijker) waarna ook d5 valt en vier pionnen meer
dan genoeg zijn voor het stuk.
Met deze remise - dank aan Maurits voor zijn bijdrage! - komen we aan het wedstrijdformulier:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten