Laten we dan eerst eens kijken naar wat de beide - op papier - sterksten van hun vereniging en team tegen elkaar wisten te brengen, voor de gelegenheid aan bord 2. Het vooruitspelen was gedaan op verzoek van Mark van Putten en hij prefereerde misschien de witte stukken, gezien de keuze voor bord 2. Hoe dan ook, ze hielden elkaar goed onder controle en op een gegeven moment, met een snelle blik op het bord, leek Mark zelfs het betere van het spel te krijgen. Maar Ernst-Jan had een mooi plan in gedachten en daarvoor werden dame en witveldige loper naar de koningsvleugel gebracht en werd Mark redelijk gedwongen het zwarte koningspaard te ruilen op f3, waardoor er een half-open g-lijn ontstond voor zwart. Om de koningsstelling van wit open te breken werd geslagen op f6, waardoor de g-lijn helemaal open kwam en wat later dus schaak met de koningstoren op g1. Er werd nog een toren bijgehaald op de vierde rij en de dame werd "geofferd" op h7 met mat binnen enkele zetten. Uiteraard liet Mark het niet zover komen, na Dxh7+ gaf hij meteen op.
De laatste partij voor de kwartfinale van de interne bekercompetitie moest reglementair een uitslag krijgen op deze avond, ze werd gespeeld tussen Simone 't Mannetje en Frans Troost, die hiervoor niet eerder in de gelegenheid waren. Van groot belang hierbij bleek wel de tijdsverdeling, Simone had liefst 20 minuten meer bedenktijd. Maar Frans wist desondanks een technisch gewonnen positie op het bord te brengen in de eerste partij. Maar was dat nog te winnen in de korte nog ter beschikking staande tijd? Frans had nog minder dan een minuut beschikbaar, terwijl Simone nog ruim 6 minuten had. Maar blijkbaar sloeg de angst bij haar toe (of ze dacht "ik krijg toch nog een herkansing in de tweede partij") en daarom bood ze remise, een aanbod, dat door Frans met beide handen werd aangenomen omdat hij niet meer de mogelijkheid zag het in iets meer dan een halve minuut uit te maken. Dus, na een korte pauze, weer een nieuwe partij opgezet. Deze partij toonde hetzelfde beeld dan de eerste want ook nu kreeg Frans het betere van het spel, net als (veel) minder bedenktijd. Maar zijn betere stand leek nu iets makkelijker verzilverd te kunnen worden want hij wist een vrijpion te creƫeren en dat betekende de beslissing voor deze kwartfinale. Als - schrale - troost (geen familie!) mocht Simone wat later de loting voor de halve finale doen, waarbij haar wraak mislukte want Frans komt niet tegen Ernst-Jan maar tegen Fred van Wieringen en Ernst-Jan krijgt de moeilijke klus om Rik Verheij uit te schakelen. De laatste gelegenheid voor deze halve finales is 19 april, daarna treden de reglementen in werking.
De topwedstrijd voor de interne competitie was nu die tussen Jan van Baardwijk en Ben Blakmoor geworden. Ze openden hun partij met een, op hoger niveau oninteressante, ruilvariant. Jan ging als eerste de fout in door niet zijn loper tegen Ben's paard te ruilen en Ben zodoende op te zadelen met een dubbelpion. Jan rocheerde echter en Ben ruilde hierna snel paarden, waardoor Jan een zwakte kreeg op c3. Het spel golfde nog wat op en neer (Ben dreigde bijv. een pion op c3 te winnen) totdat het eindspel plotseling werd bereikt middels ruil van het zware materiaal op f1 (de lichtere stukken waren toen al verdwenen). Een pionneneindspel dus met elk nog 5 van die boertjes. Ben stond echter een superkleine fractie beter omdat hij een doorbraak kon forceren in het centrum, door een pion tijdelijk te offeren. Aanname van het offer was zeker niet goed, zo oordeelde ook Jan, dus werd doorgeschoven. Hierna echter wist Ben zijn kleine voorsprong uit te breiden en Jan kwam in tempodwang. Dat werd oordeelkundig uitgebuit door Ben, wat hem de winst tenslotte opleverde.
Een volgend treffen was dat tussen Bonne Faber en Alex van Wieringen. Hun partijen hebben steeds alles te maken met een Poolse Argentijn, zo ook deze. Bonne kwam ietsje beter uit de opening, Alex wist echter terug te komen. Maar waarschijnlijk overspeelde hij zijn hand door zijn dame in eerste instantie te snel in het aanvalsgebied te plaatsen en in tweede instantie een paard in een penning te zetten. Dat alles leverde nog geen directe winnaar op, het vereenvoudigde de stelling echter wel. Wat overbleef was een dameeindspel, dat Alex een beetje ongewild omboog naar een pionneneindspel. Hierdoor kreeg Bonne een vrijpion op de c-lijn, Alex echter een pionnenmeerderheid op de koningsvleugel. Maar Bonne's koning rende naar het centrum om daar orde op zaken te gaan stellen. Dat lukte wonderwel en Alex kwam, zoals een toeschouwer meldde, in een spagaat te staan. Zijn koning stond op d8, pionnen van Bonne op c6 en op e6, dus, als de koning de ene pion aanviel ging de andere promoveren.
Ook een heel gebeuren werd het tussen Jan van Huizen en Jan van Dam, hoewel hun aandacht ook veel leek te worden getrokken door wat er voor het eerste team gebeurde, een bord verder. Jan van Huizen wist goede zaken te doen op de damevelugel zo leek het en won ook nog een pion. Maar met een slimme zet won Jan van Dam die pion weer terug. Dat legde een te grote claim op de witte stelling en inderdaad, zwart (Jan van Dam dus) wist uiteindelijk te winnen.
Jan Straatman probeerde Fred van Wieringen achter zijn karretje te spannen. Dat lukte hem echter niet want Fred liet een toren in Jan's stelling binnendringen, waar deze pionnen ging snoepen. Jan probeerde nog iets door zijn paard de vijandelijke stelling binnen te sturen, de knol slaagde er echter niet in om daar garen te gaan spinnen, dus Fred wist de kwaliteit voorsprong, die hij inmiddels had verkregen, in winst om te zetten.
Het verschil was te groot in hun partij, het krachtsverschil tussen Michiel Landman en Trudy Angeneind. Trudy deed, zoals van haar geweten, haar uiterste best, Michiel wist zijn stelling echter steeds te verbeteren. Dat leverde tenslotte een mat voor hem op.
Verrassend leek Arie Bliek grote problemen te krijgen tegen Jannes van Halen. In het middenspel had het er alle schijn van dat Jannes opnieuw een punt binnen zou kunnen halen, in het eindspel echter overspeelde hij zijn hand en moest noodgedwongen toezien hoe Arie langzaam maar zeker de partij naar zich toe haalde en tenslotte ook won.
Rest tenslotte nog het gevecht tussen Dik Roeffel en Leo Stelloo. Leo wist voordeel te krijgen en met een fraai stukoffer zette hij dat om naar een niet te stoppen mataanval.
1 opmerking:
Ik had zwart tegen Mark van Putten, maar de notatie is alsof ik met wit speelde. Alle velden moeten dus als gespiegeld gelezen worden.
Een reactie posten