Voor de vierde ronde stond er een horde te wachten die op papier te nemen zou moeten zijn. Het Pionierteam heeft tenslotte de hoogste gemiddelde rating uit de groep. Maar resultaten uit het verleden bleken opnieuw geen garantie voor de te spelen wedstrijd.
Ruim op tijd werd het Prachthuis gevonden en kon iedereen later z'n plaats innemen. Het Pionierteam moest met één invaller aantreden omdat Rik Verheij door familieomstandigheden niet kon spelen, hoewel de vrijdagavond wel zijn favoriete schaakavond is.
Zoals te doen gebruikelijk duurde het een hele poos voor er enige tekening in de strijd kwam. Die tekening leek redelijk positief uit te vallen voor de Pioniers. Maar dat is eigenlijk wel meer gebeurd, waarna het team tenslotte toch op de blaren moest gaan zitten. Helaas kan er ook ditmaal weinig over het verloop van de partijen worden gemeld, dat moest eigenlijk allemaal achteraf van de spelers zelf worden vernomen.
De eerste, die scoorde, was Jan van Huizen aan bord 2. Jan wist op een keurige manier de partij naar zich toe te trekken en het eerste punt was binnen.
Hierna was het de beurt aan Reinier van der Wende aan bord 8 om op het wedstrijdformulier te verschijnen. Maar Reinier miste blijkbaar de scherpte om te doen waar hij vaak wel goed in is. Hij trapte op een gegeven moment namelijk in een valletje en verspeelde daarbij een stuk. Dan probeer je natuurlijk nog wel om het tij nog te keren, het wilde echter niet lukken voor Reinier dus werd de stand gelijk getrokken.
Dat bleef nog even zo, aan bord 4 wist Jaap Santifort remise te houden door eeuwig schaak. Maar, zo lieten anderen later zien, hij had moeten winnen want hij had de mogelijkheid een doorgebroken vrijpion naar diens promotieveld op te laten stomen. Die pion werd namelijk wel in het vizier gehouden door een vijandelijke toren, Jaap had echter ook een toren op dezelfde lijn kunnen plaatsen terwijl de pion niet meer door ander materiaal kon worden tegengehouden.
Hierna was voorzitter Fred van Wieringen aan de beurt om aan bord 7 z'n punt te scoren. Hij had, gaande de partij, de dame van zijn tegenstander te pakken weten te krijgen en daar "slechts" een toren en een paard voor in te hoeven leveren. Maar zijn jeugdige tegenstander had nogal wat tijd nodig om er achter te komen dat hij de partij zou gaan verliezen, wat uiteindelijk wel gebeurde.
Clubkampioen Ernst-Jan Pluim Mentz was de volgende, aan bord 1, om te scoren. Hij manoeuvreerde zijn stukken steeds naar de juiste velden, wat op een gegeven moment tot gevolg had dat zijn tegenstander te weinig ruimte over had voor zijn materiaal en er een stuk bij in schoot. Uiteraard probeerde ook hij de zaken toch minstens nog een poosje uit te stellen, toch moest hij op zeker ogenblik erkennen dat verder spelen geen enkel nut meer had.
Maar het drama voor het Pionierteam had zich inmiddels al voltrokken aan bord 5 bij invaller Bonne Faber. Daar had Bonne op zeker moment een pion buitgemaakt op de vleugel, waarheen de koning van zijn opponent was gerocheerd. En op dat moment had het een kwestie van enkele zetten moeten worden voordat het pleit in het nadeel van de Overschie-speler zou worden beslecht. Maar Bonne zag de combinatie, die hem stukwinst en mat of damewinst op zou gaan leveren, helaas niet. Want die combinatie zou met dezelfde zet moeten beginnen waarmee eerder de pion was gewonnen en dat leek naar het idee van Bonne net iets te veel op herhaling van zetten zodat hij naar een andere manier ging zoeken. Maar die vond hij niet en - wat erger was - hij plaatste een toren en de dame op paardensprong afstand van elkaar, wat een stuk en een poos later ook de partij kostte.
Met een tussenstand van 2½-3½ waren nu nog twee partijen bezig en daar zou toch minstens nog een half punt uit te halen moeten kunnen zijn, werd gedacht.
Maar eerst moest teamleider Jan van Dam, spelend aan bord 3, erkennen dat hij ditmaal niet het benodigde punt binnen zou gaan brengen. Misschien vergde Jan tenslotte wat teveel van zijn stelling, hij moest er namelijk in berusten, dat een pion van zijn tegenstander niet meer af te stoppen was zodat de stand gelijkgetrokken ging worden.
Alles kwam dus tenslotte neer op Ad van der Ree aan bord 6. Ad had een mooie stelling op weten te bouwen, wat zijn tegenstander veel denkwerk had opgeleverd. Voor die tegenstander ging het Fischer-tempo heel belangrijk worden, hij balanceerde namelijk een hele poos op een bedenktijd rond de één minuut, terwijl Ad daar steeds dichter bij kwam. Met veel pijn, moeite en gezucht wist Ad's tegenstander tenslotte zijn punt te scoren, wat een logisch gejuich en veel schouderklopjes tot gevolg had. Het wedstrijdformulier zag er tenslotte als volgt uit:
Overschie 3 | 1678 | - | De Pionier 1 | 1789 | 4½-3½ | |
1 | Fokke Lindeboom | 1617 | - | Ernst-Jan Pluim Mentz | 2086 | 0-1 |
2 | Murphy Brunings | 1766 | - | Jan van Huizen | 1777 | 0-1 |
3 | Gijs van Dongen | 1832 | - | Jan van Dam | 1820 | 1-0 |
4 | Serge Erdtsieck | 1779 | - | Jaap Santifort | 1744 | ½-½ |
5 | Hans Doornheim | 1795 | - | Bonne Faber | 1639 | 1-0 |
6 | Niels van Diejen | 1668 | - | Ad van der Ree | 1798 | 1-0 |
7 | Sam van Dongen | 1387 | - | Fred van Wieringen | 1706 | 0-1 |
8 | Wil de Gids | 1582 | - | Reinier van der Wende | 1744 | 1-0 |
1 opmerking:
Tegenvaller, mannen! Gelukkig kunnen jullie, net als wij, tijdens de kerstdagen rustig herstellen van de diverse "pijntjes" die zijn opgelopen gedurende de eerste helft van het seizoen om zo weer volledig fit en gretig de tweede helft in te gaan. Fijne dagen toegewenst!! Grtz, Marcel (LSG)
Een reactie posten