Het tiental bestond uit twee spelers van de top-tien en dus acht van de "lagere goden". Ook voor een computer wordt het dan wat moeilijker om een indeling te maken, hoewel het verschil in milli-seconden moet worden uitgedrukt. Hoe dan ook, de beide topspelers hadden al pas geleden tegen elkaar gespeeld, dus moesten twee van de andere acht er aan geloven.
Zo speelde Jan van Huizen tegen Jan van Baardwijk, het tweede "Jannengevecht" uit de recente historie dus. Wit bleek daarbij zo goed als steeds in de aanval, hoewel zwart zo goed mogelijk partij bleef geven. Maar dat kun je niet een hele partij lang vol blijven houden. Zo werd er een gaatje geboden, waar de witte dame prominent gebruik van maakte. Ze gaf schaak en kon meteen ook een toren meenemen. Dat werd meteen ook het einde van deze partij. Maar uiteraard ging het niet zo simpel als hier lijkt te worden aangegeven.
Ook de leider van het klassement was aanwezig en Sheila de Jonge had van de computer de opdracht gekregen om het Thijs van Dam zo lastig mogelijk te maken. Hun getoonde sterkte in de competitie tot nu toe gaf weinig hoop op een goed resultaat voor Sheila, toch ging ze met goede hoop aan de slag. Daarin leek ze heel goed te slagen, wat ook Thijs later toe moest geven. Desondanks maakte Sheila er voor Thijs een moeilijke partij van, hoewel het sterkteverschil van Thijs tenslotte toch de doorslag gaf en dus het volgende punt voor Thijs.
Ze hadden er eigenlijk al een week op gerekend, sinds de ranglijst na ronde 16 was bekendgeraakt. Want Fred van Wieringen en Leo Stelloo hadden nog niet zo vaak met elkaar te maken gekregen en zo gingen ze vol goede moed van start. En Fred wist zo langzamerhand twee pionnen te winnen, wat hem dus hele goede winstkansen bood. Maar tegen Leo blijkt dat niet altijd meteen bewaarheid te worden en Fred maakte het ook wat moeilijker door niet de mogelijkheid tot het winnen van een derde pion (op de a-lijn) te benutten. In plaats daarvan gaf hij de mogelijkheid tot dameruil, waardoor de zwarte koning wat sterker in het centrum kwam te staan. Echter, Leo maakte de (kleine) fout een loper a.h.w. gepend te zetten t.o.v. een toren. Er was nu een eindspel op het bord gekomen van paard (Fred) tegen loper (Leo) en dus twee pionnen meer voor Fred. Er werden nog wat zaakjes uitgeprobeerd maar toen paard en loper tegen elkaar waren geruild gaven de extra pionnen Fred de mogelijkheid tot winst.
Bonne Faber kreeg Wim Noordermeer tegenover zich en vrij snel werd de partij onoverzichtelijk en dat bleek voordeel voor zwart te geven. Maar Wim wist daar nog geen gebruik van te maken, sterker nog, het voordeel ging meer over naar wit. Vooral toen zwart waarschijnlijk op remise probeerde te spelen door dameruil aan te bieden. Daardoor liet hij een pion in de steek en even later raakte hij er nog eentje kwijt. Wit had nog een mooi ijzer in het vuur met de witveldige loper die geposteerd was op de diagonaal a2-g8. Deze loper werd vooral gevaarlijk na beider tegengestelde rochades, waarbij zwart dus kort had gerocheerd. Ook was de h-lijn geopend aan de zwarte kant en hierop verscheen de witte toren, die op de vijfde rij eerder twee pionnen had buitgemaakt. De witte dame had intussen een paard mogen slaan op b6 (waarschijnlijk vergeten door zwart) en kon zo naar g6 worden gespeeld (pion f7 stond immers gepend), waar ze mat dreigde. Zwart gaf derhalve op.
De laatste partij is ditmaal die tussen Frits Wilschut en Kees Breen. Daarin gebeurde het nodige dat ons nooit werd geleerd door de grootmeesters. Kees wist de witte dame aan te vallen met een toren en - in plaats van de dame weg te spelen - nu gaf wit schaak met een loper, op het veld voor die toren. Die loper had simpeltjes geslagen kunnen worden maar zwart vond de partij nog te leuk en speelde z'n koning weg. Een poosje later had hij toch een stuk buit weten te maken maar desondanks duurde de partij nog een poosje. Uiteindelijk bracht het materiaalvoordeel toch nog de beslissing, winst voor Kees.
Opnieuw een tussenstand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten