Misschien een gevolg van het naderen van de zomerperiode, de verhouding tussen de spelers, die liever een lange partij wilden spelen en die met rapidbelangstelling was net iets meer dan 1 tegen 2, dus werd gekozen voor twee verschillende ruimtes. Daar was gelukkig wel een mogelijkheid voor. Eerst dan het zestal "langzaamschakers" en daar kwam als eerste de partij tussen Bonne Faber en Jacques Kokshoorn naar voren. Wit was daar in eerste instantie bang voor een aanval via g4 en speelde daarom zijn h-pion naar voren, waar een zet met de witveldige loper beter zou zijn geweest. Hierna kwam er veel spanning op het bord, door tegengestelde rochades, waar wit meteen gebruik van maakte. Daar reageerde zwart niet met de beste zet op, het paard had sterker naar h5 gegaan. Nu speelde wit 1 Pd5 met de bedoeling
pion e7 te kunnen slaan. 1 Le2 was beter geweest. Zwart speelde nu 1 ...;Le6 (nu ging het plannetje om het paard naar e7 te spelen niet meer op, hoewel de loper beter naar c6 gespeeld had kunnen worden) 2 Kb1 (een profylactische zet om zowel a2 te dekken als ook de koning van de diagonaal c1-h6 te halen. Beter zou 2 h4 zijn geweest om de aanval op de koningsvleugel te activeren);f6 (beter was 2 ...;Lxd4) 3 gxf6 (weer zou 3 h4 beter zijn geweest);Pxf6 4 Pxf6 (nu is 4 Lc4;Pxd5 5 Lxg7; Kxg7 6 Lxd5;Dd7 7 h4 wel beter);Lxf6 5 Lxf6;Txf6 6 f4 (een zet ter voorbereiding van e5, meteen 6 e5 is toch beter);Lf7 (hiermee sluit zwart wel zijn toren in, dus is 6 ...;Df8 beter) 7 e5;Tf5 8 Ld3;Th5 9 Le2;Th6 (zo wordt de toren helemaal opgesloten dus is 9 ...;Th4 beter) 10 exd6 (wit koos hier voor de zekerheid van pionwinst, 10 e6 - om de toren te winnen voor twee pionnen - is toch wel beter);Dd7 en zwart geeft de pion. Maar hij gaat nog meer geven, die toren staat heel moeilijk op h6 en wit weet daar mooi van te profiteren. Voor zwart is er weinig meer te verdienen, daarom legt hij zijn koning even later om. Een volgende partij werd gespeeld door Leo Stelloo en Jan van Baardwijk, beiden spelers, die er van houden hun zetten zo zorgvuldig mogelijk te overwegen. Dat zal ook hun belangrijkste reden zijn om voor dit tempo te kiezen i.p.v. het rapid. Dat was ook een reden waarom ze nog steeds bezig waren toen de anderen al lang klaar waren met de rapidpartijen en zich al verlustigden met het aanwezige bier en de frisdrank. Inhoudelijk valt er verder weinig over hun partij te zeggen, wel is bekend, dat ze elkaar vrij goed in evenwicht wisten te houden, hoewel zwart op het oog wel wat aanvallender kwam te staan. Maar daar moest wel veel tijd aan worden besteed, wat inhield, dat wit op zeker moment nog 20 min. over had en zwart nog maar zeven. Ze speelden rustig verder en kwamen tenslotte tot de conclusie, dat ze de partij maar beter remise konden houden en zo gebeurde het ook. De laatste lange partij werd tussen Albert Schaefer en Frits Wilschut gespeeld, waarbij het er wel een beetje op leek, dat wit ook in de rapid-modus speelde. Dat had wel tot gevolg, dat hij bepaalde stellingen minder correct interpreteerde en zodoende materiaal ging verliezen. Dat kwam hem duur te staan want halverwege de avond kon hij de partij opgeven.
|
Speler |
w. |
r. |
v. |
pt. |
1 |
Thijs van Dam |
5 |
0 |
0 |
5 |
2 |
Ad van der Ree |
4 |
0 |
1 |
4 |
3 |
Fred van Wieringen * |
4 |
0 |
1 |
4 |
4 |
Dik van der Pluijm |
3 |
0 |
2 |
3 |
5 |
Lucas Braam |
3 |
0 |
2 |
3 |
6 |
Jan van Dam |
3 |
0 |
2 |
3 |
7 |
Martijn van Dam * |
3 |
0 |
2 |
3 |
8 |
Jan van Huizen * |
2 |
1 |
2 |
2½ |
9 |
Michiel Landman |
2 |
1 |
2 |
2½ |
10 |
Peter Derrez |
2 |
0 |
3 |
2 |
11 |
Sheila de Jonge * |
2 |
0 |
3 |
2 |
12 |
Wim Noordermeer * |
2 |
0 |
3 |
2 |
13 |
Tycho Kant |
1 |
1 |
3 |
1½ |
14 |
Quint Considine |
1 |
1 |
3 |
1½ |
15 |
Kees Breen |
1 |
0 |
4 |
1 |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten