Het fysiek aanwezig zijn voor het spelen van een partij wil nog niet ècht van de grond komen helaas. Het bestuur heeft geprobeerd - en blijft het proberen - zoveel mogelijk obstakels uit de weg te ruimen en hoopt ook meer duidelijkheid te krijgen over de wensen van de leden bij de Algemene Ledenvergadering van komende donderdag. Ook ging het bekerprogramma van start met een extra optie: wegens het "moeten" spelen van twee partijen werden ook twee sets materiaal gebruikt om de vervelende procedure van het ontsmetten uit de weg te gaan (nu ook met tussenstand).
Er konden al twee gelote indelingen voor de bekercompetitie worden gespeeld. Daarbij was Sheila de Jonge, tegen nieuweling Jacques Kokshoorn, bijzonder goed op dreef. In de eerste partij was het voor beiden eerst zoeken naar de juiste zetten en daarbij leek Jacques het belang van een veilige koningspositie wat uit het oog te verliezen. Zijn koning bleef namelijk in het centrum staan en werd daar op zich wel omringd door materiaal, maar dat nam ook weer velden weg voor de monarch om het vege lijf te redden indien nodig. Zo wist Sheila, met een paard, schaak te geven waarbij de koning slechts één vluchtveld overbleef en dat werd bestreken door dat paard. Het veld, waarop dat paard was geland werd wel bestreken door een pion, die stond echter gepend. Winst voor Sheila dus. Ook voor de tweede partij werd het van hetzelfde laken een pak. Hierin wist Jacques op een slimme manier de dametoren van Sheila buit te maken. Sheila wist dat echter te beperken tot kwaliteitsverlies en kreeg daardoor een sterke loper op de lange witte diagonaal. Daar maakte ze wat later gebruik van door opnieuw een penning toe te passen met een paard. Dat mocht niet worden geslagen op, straffe van torenverlies. Maar Sheila wist op de witte damevleugel Jacques helemaal klem te zetten, wat dameverlies betekende, waarvoor Jacques slechts een toren terugkreeg. Ook een paard van hem kwam nog ongedekt te staan zodat hij te veel achterstand in materiaal kreeg te verwerken, wat dus winst voor Sheila - en het bereiken van de volgende ronde - betekende.
De tweede indeling was meteen eentje van belang (voor ieder persoonlijk is het dat altijd natuurlijk!?) en ging tussen Jan van Huizen en Dik van der Pluijm. Hierbij werd de eerste partij eigenlijk wel de mooiste van de twee en leek het er op, dat Dik ten onder zou gaan aan zijn "angstpsychose", het hebben van te weinig tijd. Want op een gegeven moment in het eindspel had hij zelfs al wat minder dan tien seconden over! Het increment van 15 seconden per zet redde hem echter, terwijl de klok van Jan (op dat moment nog meer dan 3 minuten) steeds meer af ging tellen. Dik had zijn bedenktijd echter uitstekend gebruikt en - ondanks enkele ver opgerukte zwarte pionnen - wist de partij toch keurig te winnen. Dus moest Jan in de tweede partij - nu met de witte stukken - flink aan de bak, hij moest immers winnen om kans op de tweede ronde te behouden. Nu echter ging het veel sneller mis voor hem en wist Dik ook deze partij keurig te winnen.
Voor de interne competitie werd ook gespeeld en hier kwamen vader en zoon (Jan en Thijs) van Dam elkaar bevechten. Het bleek, dat Thijs (met de zwarte stukken) een opening wist te spelen, die hem redelijk op het lijf leek geschreven. Dit bleek vooral uit de gebruikte bedenktijden. De klok van Jan was al in beeld seconden aan het aftellen, terwijl die van Thijs nog meer dan een uur aangaf! Er kwam tenslotte een toreneindspel op het bord, waarbij Jan een pion minder had. Het ging er redelijk remiseachtig uitzien, hoewel Thijs op zeker moment de fout leek te maken de torens te ruilen, waardoor Jan een vrijpion op de vijfde rij kreeg. Maar Thijs had al twee vrijpionnen, die Jan echter af kon stoppen met de koning. De koning van Thijs stond binnen het vierkant, om die pion te elimineren moest hij echter zijn vrijpionnen in de steek laten. Nu maakte Jan echter de fout om het tempo, dat hij nog had met z'n a-pion, niet te gebruiken maar daarentegen met zijn koning te gaan lopen richting de overgebleven h-pion van Thijs. Die ging natuurlijk meteen rennen met zijn vrijpionnen en Jan, die op dat moment zijn fout blijkbaar inzag, gaf meteen op.
De tweede partij ging tussen Wim Noordermeer en Martijn van Dam en leek snel beslist te raken omdat Wim, heel slim, op f7 insloeg met de loper en schaak. Als Martijn de loper zou slaan met z'n koning dan kon Wim nogmaals schaak geven met zijn dame en daarbij ook een (ongedekte) loper van Martijn aanvallen. Maar ook het alternatief (Kf8) lokte Martijn niet echt aan, dus toch maar geslagen. Nu ging Martijn een beetje va-banque spelen en daar wist Wim nauwelijks gebruik van te maken. Hij dreigde bijv. op zeker moment schaak met een paard, waarbij kwaliteitswinst mogelijk zou zijn, Martijn probeerde die dreiging tegen te gaan met de toren. Nu had Wim een pion van Martijn aan kunnen vallen maar liever trok hij zijn toren weer terug. Dat werd koren op de molen van Martijn, die steeds beter kwam te staan en tenslotte de winst wist te pakken.
Als laatste partij was er nog Leo Stelloo tegen Arie Bliek, waarbij Leo zijn stelling beter op wist te bouwen dan Arie. Maar Leo wist daar niet van te profiteren en Arie wist daardoor een gedegen verdediging op het bord te krijgen. De dames werden geruild en Leo kwam wat moeilijk te staan met z'n toren. Daar wist Arie echter nauwelijks van te profiteren, terwijl Leo zijn torenprobleem probeerde op te lossen met een koningsmars, die veel tijd ging kosten. Toch wist hij tenslotte zijn mes op de keel van Arie te zetten met het opruimen van diens damevleugelpionnen. De partij eindigde uiteindelijk met het halen van een dame door Leo, waardoor Arie niet echt meer het partijverlies wist tegen te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten