Er konden drie bekerlotingen worden gespeeld. Eén daarvan ging tussen Fred van Wieringen en Jacques Kokshoorn en daarbij had Jacques wit in de eerste partij, hij stond nl. het laagst op de actuele ranglijst. Hij speelde, volgens eigen zeggen, wat te snel in het begin van de eerste partij, ook Fred - die minder tijd ter beschikking had gekregen - verbruikte niet al te veel daarvan. Op een gegeven moment wist hij echter een pion te winnen op c3, dit kostte hem echter wel z'n fraaie zwartveldige loper, geposteerd op de lange diagonaal. Maar hij leek daar niet goed genoeg mee verder te gaan, i.p.v. de torens te verdubbelen langs de c-lijn haalde hij de toren van c3 weer terug en speelde wat ongecontroleerd met de beide torens. Jacques had het loperpaar overgehouden en Fred het paardenpaar en daar wist hij leuke dingen mee te doen. Jacques liet zich wat in een hoekje drijven en raakte daarbij de controle over zijn stelling een beetje kwijt. Daar profiteerde Fred van, wat hem enig materiaal opleverde en even later de opgave door Jacques. Nu moest Jacques dus de tweede partij winnen, terwijl Fred voldoende zou hebben aan remise. Maar Jacques ging te veel van zijn stelling vergen, wat hem een drietal pionnen kostte. Dit had tot gevolg, dat Fred in het centrum op ging rukken met zijn pionnen en daarbij een stuk veroverde middels een schaakje en tegelijk aanval op een paard. Stukwinst dus en Jacques vond het nu welletjes en gaf op, Fred succes wensend in de volgende ronde.
Ook Jan van Dam en Maurits Leentvaar kruisten de degens in de IBC, waarbij Maurits - met meer tijd dan Jan - als eerste het witte materiaal aanvoerde. Maar Jan wist hem het vuur na aan de schenen te leggen en brak door op de koningsvleugel. Dat leverde hem in eerste instantie een pion op en wat later ook een stuk. Voor Maurits was dat te veel van het goede en hij was nu van plan alles op de tweede partij te zetten, die hij dan dus wel diende te winnen. Hij kwam ook beter te staan maar wist dat voordeeltje onvoldoende uit te buiten. Toen hij zag dat zijn poging tot mislukken was gedoemd bood hij maar remise, wat uiteraard werd aangenomen. Daardoor ging Jan immers ook naar de volgende ronde.
De laatste van de drie werd ook het meest interessant voor toeschouwers, zeker gezien de manier, waarop de uitslag tenslotte werd bereikt. Het ging tussen Jan van Huizen en Martijn van Dam, waarbij Martijn als eerste wit had en ook wat meer tijd dan zijn tegenstander. Of dat ook meegespeeld heeft bij het tot stand komen van de eerste uitslag weten eigenlijk alleen de spelers zelf. Maar feit is wel, dat Martijn plotseling een kans kreeg om een kwaliteit te winnen omdat Jan z'n dame en een toren op dezelfde diagonaal had staan. Ook hier maakte één zwaluw natuurlijk nog geen zomer maar het hielp wel mee. Maar Jan zou Jan niet zijn als hij hier zomaar vrede mee zou hebben. Martijn echter had zich duidelijk in de positie vastgegrepen en liet zich niet meer ontmoedigen. Hij kwam met dame en toren buurten in de zwarte stelling en wist daarmee een mat te bewerkstelligen omdat de loper, die de zwarte koning nog beschermde, geen tweede keer gedekt kon worden. Althans, de dame, die dat probeerde, kwam wel op dezelfde diagonaal te staan, daar stond echter ook de dame van Martijn - dichter bij die loper - op. Dus toren slaat loper en mat. Ook hier dus het gevolg dat één speler in de tweede partij genoeg had aan remise en de ander moest winnen. Gespannen koppies dus aan het begin van de tweede partij en daar bleek Jan beter mee om te kunnen gaan. Tenminste, hij wist een goede stelling op te bouwen en die langzamerhand om te buigen naar een gewonnen positie. Martijn stribbelde wel (te) lang tegen, het vonnis was voor hem niet meer te ontgaan en dus werd snelschaken hun deel. Daar bleek Jan het beste mee overweg te kunnen, hij won ze allebei en gaat dus naar de derde ronde.
Gezien de lagere opkomst waren er nog slechts twee "normale" partijen, waarin Alex van Wieringen het op mocht nemen tegen Leo Stelloo. Wel een groot verschil in plaatsen op de ranglijst, als je daar echter de zes spelers voor de IBC vanaf rekent is dat verschil minder groot. Hoe dan ook, Leo wist goed stand te houden, totdat Alex op zeker moment een leuke combinatie meende te zien. Dat werd diep in de denktank duiken voor hem om te zien of die combinatie inderdaad de moeite waard ging zijn en dat bleek zo voor hem te zijn. Dus een paard weggespeeld van de lange zwarte diagonaal, waarmee hij de loper, die er achter stond, weggaf. Die werd door Leo geslagen, waarna Alex met een toren een paard sloeg, gedekt door een toren. Dus kostte de combinatie hem al een loper en een kwaliteit. Maar nu kwam het addertje onder het combinatiegras naar buiten: hij kon nu, met zijn eerder weggespeelde paard, schaak geven en tegelijkertijd die toren, die dat paard had teruggenomen, aanvallen. Dus leverde deze combinatie hem tenslotte een kwaliteit op. Met deze voorsprong wist hij nog wat pionnetjes de elimineren en de partij eindigde met het overzien van het "in" staan van de andere toren door Leo. Winst derhalve voor Alex.
De laatste partij werd er weer eentje uit de lange reeks partijen tussen Wim Noordermeer en Sheila de Jonge. Nu wist Wim een loper heel vervelend op de zesde rij te plaatsen, waar die loper dus boos om zich heen ging staan kijken, wat Sheila veel bedenktijd ging kosten om er een goede oplossing voor te vinden. Maar die vond ze niet echt en Wim haalde er nog een paard bij. Daar gaf hij schaak mee en Sheila wist niet beter te vinden dan dat paard te slaan met een toren. Anders was er nog een paard bij gekomen en uit die manege was er geen uitweg meer te vinden geweest voor Sheila. Met die kwaliteit voorsprong wist Wim de partij goed af te maken, hoewel dat nog wel een aantal zetten kostte. Toch was de partijwinst tenslotte voor hem.
Dankzij dit alles is hier de nieuwe tussenstand te vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten